Roodkapje…

Ik weet niet goed hoe ik het moet omschrijven.
Het lijkt op afstemmen, levelen.
Om te kunnen communiceren is het handig als je dezelfde taal spreekt.
Letterlijk.
Maar ook figuurlijk.
En als er geen woorden zijn waarmee je communiceert…
Wat doe je dan wel?

Het gebeurt mij wel eens vaker.
Maar vanmorgen viel het mij weer eens op.

Ik moest even bloedprikken.
Niets spannends.
Dat doe ik 3x per jaar.

Hiervoor lag een “lab kaart” klaar bij de assistent van de huisarts. Daar aangekomen zeg ik goedemorgen tegen de assistent.

En daarna gebeurt het opeens.

Hoe zeker ik van mijn zaak was of wat ik kwam doen werd ineens heel klein.
Grote ogen, zoals de grote boze wolf, kijken mij vragend aan.

Het zijn de ogen van “er komt een vraag aan, ja vertel, vertel”.
Gek genoeg zie ik dat en zonder die woorden.

En natuurlijk is het de bedoeling dat je zegt wat je bij die receptie komt doen.

Met moeite, omdat ik alleen die ogen zie, leg ik uit dat er een lab kaart voor mij klaar ligt.
Die ogen kijken in mijn ogen als ik dat zeg.
Het is net alsof ze dwars door mij heen gaan.

Ik word nog onzekerder.

Ze vraagt mijn naam.
En dan mijn geboortedatum.
En die ogen blijven strak op mijn ogen gericht.

Ze heeft de kaart gevonden en geeft hem aan mij.
En stop hem in mijn tas.
Ik bedank en ga weg.

Onderweg bedenk ik me wat mij nu eigenlijk overkwam.
Waarom werd ik zenuwachtig?
Was ze onaardig?
Wilde ze mij bijten?
Mij opeten?

Nee…
Waarschijnlijk niet.

Wat maakt het dan zo lastig?

Het waren niet de woorden.
Maar de woorden die niet gezegd werden.

Onuitgesproken.

Het is een gevoel.
Die ogen keken recht in mijn ogen.
En in ogen kan je veel zien.

Ik zag haar zelfverzekerdheid.
En zij keek in mij.
Die combinatie maakte mij onzeker.

Of dat, wat ik zag waar was?
Geen idee.

Maar mijn gevoel was wel echt.



De zaklamp…

Deze week valt mij iets op.
En dat is mijn optimisme.
Optimisme schijnt namelijk als een zaklamp waardoor mogelijkheden gezien kunnen worden.

Tenminste…

Als ze gezien EN gehoord willen worden.

Want hoe vaak ik deze week zend.
De ontvangers ontvangen maar niets.
Geen ruis.

Nee…
Gewoon een dikke blokkade.

Want wanneer ons iets niet lukt,
iets spannend is,
iets moet veranderen,
Maar eigenlijk willen we niet.

Dan hoor ik het.

Ja maar…

Achter “ja maar” kan je je heel goed verschuilen.
Het zijn namelijk allemaal grote beren.
Je hoeft dan namelijk niets.
Alleen uit te leggen waarom iets niet kan.
Of dat jij iets niet kan.

En dat is makkelijk.

Mensen willen soms van zich afpraten.
En dat mag.
Ik luister.

Maar als je merkt dat je vaak hetzelfde herhaalt, zou je iets moeten doen.
En als je het dan aan mij vraagt…
Krijg je optimisme en mijn blikveld.

Mijn zaklamp gaat aan.
Ik laat hem schijnen.
Op iets nieuws.

Het is aan jou om te zien dat hij ergens op schijnt. Het lampje moet namelijk bij jezelf ook aan gaan.

Als je het niet wil zien, horen of een stap zet, zal er niets veranderen.

Verandering begint bij jezelf.
Een situatie of een ander verander je niet.
Wel hoe jij er mee om gaat.